Ruim eens op!? Heerlijk dat je op deze titel hebt geklikt.
Het woord opruimen is namelijk niet ons favoriete woord. Een favoriete bezigheid is opruimen evenmin.

Opruimen, dat woord is toch zó is verbonden met gezeur en gezaag. Ook verbonden met luie vakantiedagen zo’n kleine 30 jaar geleden waarin ik té weinig te doen had, en waarop mijn moeder plots naast me stond en die gevreesde woorden uitsprak: ‘ruim dan je kamer op’.
Herinner je je ook dat gevoel zich te willen verstoppen. Heel braaf te spelen, als een kameleon opgaand in het geheel, zodat die liefhebbende ouder niet op het idee kwam om je te laten ruimen.
Herinner je je ook dat gevoel zich te willen verstoppen? We hebben hier ook 2 van die kameleons. En nu zit ík in de ouderrol.
Maar eerlijk, nog steeds geeft het me een vreemd gevoel, dat nadenken aan het moéten opruimen vroeger. Een sloddervos was ik nooit – moh, serieus? – ik had enkel mijn eigen systeem. En als mijn moeder dan vroeg – verwachtte – om hierin iets te veranderen, kwamen mijn stekels recht.
Ik begrijp het dus echt. Dat weinigen houden van opruimen en organiseren. Dat het eerder voelt als iets van moetens, dan van mogens of willens.
“En hoe krijg ik mijn kleine zo ver dat hij zijn speelgoed opruimt?” is een vraag die ik vaak krijg, en die ik me ook al vaker heb gesteld.
Ja, het lijkt me nuttig om in te grijpen als de dozen zijn overvol zijn. Als de dozen gevuld zijn met diverse-niet-logisch-opgeborgen spullen. Of als er niets in de dozen zit maar alles op de vloer ligt. Ook als de dozen speelgoed op zich zijn geworden.
De – spreekwoordelijke uiteraard – schot onder hun kont, ja, dat kan eventueel wel werken. Of vragen stellen als: ‘Ga je dat nog bijhouden, die 16 uitgedroogde stiften, of die kapotte speeltjes uit een Kinder Surprise?’ ‘Hoe lang is het geleden dat je hiernaar hebt omgekeken?’. ‘Geven we die bouwblokken niet beter aan kindjes die het béter kunnen gebruiken?’ Dit kan – soms wel eens – tot actie aanzetten.
Maar toch, nu echt tijd voor actie. Hoe gaat het er hier aan toe?
Ik maak nogal een punt thuis van alles-op-de-juiste-plek – tjah, je bent een organizer of je bent het niet. Maar dat betekent niet dat hier niets rondslingert, of dat het hier steeds kraaknet ligt (zag je al foto’s van onze Play doh – playdates?).

We hebben hier in huis wel enkele basisregels, en onze twee tarzans kunnen zich hier aardig in vinden.
Het losliggend speelgoed moet elke avond weg uit de living. We hadden in ons vorige huis de chance een ruimte te hebben onder de trap in de hal, waar alle speelgoed zijn plaats had. Maar wanneer die laatste verhuis concreet werd, was mijn grote bekommernis meteen: wat met het speelgoed, en die kids die daarmee samenhangen? Dus nu zijn we ui-ter-ma-te blij met een stukje living om speelgoed te laten staan. Heerlijk strategisch, enkele trapjes hogerop. Net uit het gezichtsveld, dus laat ze daar maar een rommeltje maken, denk ik vaak.
Betekent dat ook dat het ridderkasteel en de – ik word er nog steeds warm van als ik ernaar kijk – berghut en kabelbaan van Playmobil dagelijks van onder mijn ogen moeten. Uiteraard niet. Ik geef toe, ik baseer me louter op subjectieve esthetische grond: is iets mooi genoeg om hier in ‘t zicht in de living te blijven, dan mag dat. Een geweldig lego-bouwwerk van zoonlief: laat maar staan schatje. De treinsporen waar ander zoontje (en papa 😉 ) zich mee uitleefden: ’t is goed lieverds. Maar voor 1 dagje. Haha.
Ik kan er niet aan doen, als alles rond ligt krijg ik een beklemmend gevoel. Het jaagt me op, het vergroot ook de rommel uit. Nochtans ligt er niet veel rommel, maar door die spullen all over the place lijkt het alsof het ook echt vol ligt (wat ook soms zo is, natuurlijk). Speelgoed opgeborgen in de hoogte neemt plaats in beslag. Dat geef ik toe. Ik verschiet er ook van hoeveel ze hebben, die kinders van tegenwoordig. Maar speelgoed dat op de grond ligt, is echt niet meer te negeren. Wekt onrust op, frustratie. En dan zie je er snel geen beginnen meer aan. En dan ergert je het nog meer, en heb je plots de drang iets héél gemeen te doen (alles buiten gooien of zo).
Speelgoed dat op de grond ligt en daar blijft liggen wekt onrust op en frustratie. For everyone’s safety: laat het niet zover komen.
Conclusie: Rommel tijdens het spelen mag en moet. Ik hou van drukte in huis, van vriendjes op bezoek, van creativiteit. Zelfs een volle dag mag het hier zo liggen. Maar ’s avonds, is het genoeg. Te veel. Punt. Weg daarmee.
Maar ik probeer het toch, hieronder enkele speelgoed- en opruimtips.
- Het zogenaamde kleuterklas-systeem werkt nagenoeg altijd: label de bakken in de kast, de lades, zorg voor foto’s of tekeningen, en maak duidelijk dat dàt speelgoed in dié bak hoort. En daar dus ook terug in moet. Al is dat meestal de moeilijkheid, maar het valt zeker te proberen.
- Voor je eigen welbevinden: zorg dus ook dat de speelgoedopbergers matchen met het geheel. In de hal, in de woonkamer of waar dan ook. Laat het opgaan in je ruimer interieur en je zal snel merken dat dit op zich al rust geeft. Als die niet geel, knalgroen en rood zijn, zal je minder het gevoel hebben dat je in een kleuterklas leeft. Tenzij dat de kleuren van de leefruimte zijn, ha. Praktisch is één ding, maar zorg dat die gewoon ook passen in je interieur. Het zal volgens mij een bron van frustratie minder zijn.
- Wij hebben een speelhoek-uit-het-zicht, maar voor woonkamers in één ruimte is het soms puzzelen (om in het thema te blijven). Baken dan een aparte plaats af (rond een speelmat, bij een wandkast,…) en zet het speelgoed samen. Wees maar zeker dat het speelterrein zich zal uitbreiden, maar het is op z’n minst al begrensd (lees: na het spelen alles terug binnen de grenzen).
- Denk niet alleen na over die afbakening en de plaats om te spelen, maar ook over de plaats die je geeft aan het opgeborgen speelgoed. Dichtbij in de leefruimte, of buiten de leefruimte? Wat verkies jij? Moeten die kadées er zelf erbij kunnen? Of net niét (Play-doh en verf, ik zeg maar iets)? Of misschien zet je liefst de netjes geordende Lego boven grijphoogte? Dat is je goed recht. Zorg gewoon dat je dit bespreekt en dat dit duidelijk is voor iedereen. Eerlijk, hier mogen ze niet altijd met Lego spelen als ze vriendjes komen, omdat dat samen mét de Playmobil wel eens in de verkleedkoffer belandt.
- Kunnen ze het speelgoed zelf nemen, dan kunnen ze het normaal gezien ook zelf terug op z’n plaats zetten. Maar denk eraan dat kids die éne manier waarop een bak gevuld moet worden (omdat het er anders niet allemaal in past) niet persé kennen. Dus maak opbergbakken niet te vol. En vul ze niet te complex. Anders vinden ze er weinig in terug. Ook opbergplaatsen en -boxen die jij als ouder verandert, kunnen voor verwarring zorgen (en dat maak ik hier af en toe mee, als ik weer eens zelf in de speelhoek aan de slag ben gegaan. Oeps.).
- Kids hebben snel genoeg speelgoed, merk ik. Al vinden ze dat zelf niét. Onze jongens kunnen Lego blíjven verzamelen en hebben ook altijd wel een verlanglijstje van Playmobil. Het leuke aan 2 jongens met dezelfde interesses is dat we bij de typische gelegenheden (Sint, en verjaardagen die samen gevierd worden) we kunnen gaan voor een groter iets. Soms wordt ook met de vriendjes op feestjes samengelegd. Gevolg: het kost minder en het zijn geen 7 nieuwe kleine doosjes met meer-van-dat. Al hoorde ik dat er ook soms bonnen voor playdates worden gegeven, centjes voor een goed doel,… Maar verjaardagen hangen bij mijn jongens toch echt nog – teveel? – samen met cadeautjes openmaken. Al denk ik soms angstig hoe de speelhoek er binnen 5 jaar zal uitzien.
- Een test is het speelgoed opbergen in de kelder/zolder/bergplaats. Ik bespreek het met de jongens: ‘spelen we daar nog mee?’ ‘mag dat weg?’ ‘gaan we dat in de kelder zetten, voor kleine vriendjes?’. Dan komt de kleinste na 2 weken met zijn zieligste snoetje vragen of hij toch nog met die Toet toet-auto’s mag spelen. Maar ja, mijn molletje. Tjah, denk ik dan achteraf: jammer, het heeft niet gepakt. Maar als ze er echt nog uren mee spelen was het gewoon te vroeg het op te bergen. Naar sommige spelletjes vragen ze dan weer helemaal niet, dan trek ik ook daaruit mijn conclusies 😉
- Soms kan dat ‘even wegzetten’ op zich een goede techniek. Om hen eens met iets anders te laten spelen, of gewoon niet voortdurend door het grote aanbod te laten ‘vlinderen’. Maar dat vind ik persoonlijk nogal ‘georkestreerd’. Kortom, als de jongens zien dat ik iets wegzet, willen ze dat meteen terug. En natuurlijk spelen ze daar dan overdreven mee. Is de oplossing dus iets achter hun rug doen verdwijnen? Ik vind het een moeilijke. Het is hún speelgoed. En ik laat hen graag zelf hun speelgoed managen.
- Zoek naar eigen systemen, hier bijvoorbeeld voor Lego. Samen met Lego spelen betekende hier tot 2 jaar terug meestal: mama zoekt en graait in de bakken en zoontje bouwt. Grrrrr. Maar ooit kreeg ik de tip van een mede-lijdende mama: sorteer alle blokjes per kleur. Geweldig idee was dat! Ik heb hier nu 8 bakjes en zoonlief vindt meestal het gewenste blokje. Wat een immens plezier is Lego spelen nu. Lego in het doosje-per-set laten, ben ik zelf minder fan van. Ik hou van het creatieve, het iets anders kunnen bouwen. De bijhorende boekjes houden we natuurlijk wel bij. Alle boekjes komen dan samen in één doos. Kwestie van hen meteen zelf op weg te zetten 😉 En dat Lego spelen niet één grote aaneenschakeling is van ‘mama’s’, ‘kom nu’ en ‘help’, is heerlijk. Ook zo voor Playmobil: voertuigen, grote stukken en klein grut vliegen in 3 aparte bakken.

- Na die dikke fun overdag, moet dat zootje terug in de dozen. Tenzij die uitzondering die de regel bevestigt. Elke avond dus een opruimronde. Of een wegsleepronde. Want hé, zelfs met zo’n moeder, staan ze hier ook niet te springen om op te ruimen. Alle dwangmiddelen probeerde ik al. Tot de duploblokken in de container gooien en hun muziekinstrumenten buiten aan de voordeur zetten. Dat was dus zoals ik in het begin van deze blogpost omschreef als ‘iets heel gemeen doen’. Maar eerlijk, ze kijken er amper van op “Moeder doet weer raar, zie ik ze denken, ok, dan spelen we wel met iets anders”. Dan sta je daar, nogal beschamend in furie. Onze jongens zijn nu al iets ouder, en zien ook stilaan in dat ze in die rommelboel weinig tot niets terug vinden.
- Het valt te proberen: zet een klokje en ruim 5 minuten op. We maken er dus gewoon een spelletje van; joehoee. Die doet dit, die doet dat, ik doe dat. “Wedden dat we dat boeltje terug proper hebben binnen 5 minuten”. Allé, of toch binnen 10 minuten. Of om het snelst, het properst, het grappigst. Maak er iets euh, leuks van.
- Ok, 25 minuten opruimen is wat veel. 😉
- Ze merkten hier nu al enkele keren dat speelgoed gewoon vertrappeld werd. Dus zit hier nu een driepotige stoel tussen het Playmobil grut, en valt hun bouwkraan na enkele minuten omver. Dat doet hen wel iets. Ik kan daar echt over blijven doordrammen, over respect hebben voor speelgoed en ga zo maar door. Dat begint meer en meer ‘te pakken’. Want ze ondervonden ook dat mama’s supersterke lijm geen driepotige stoelen lijmt. Nah!
- Dus ik ‘speel’ momenteel nogal in op dat gevoel: ‘Ai ai, het is wellicht moeilijk zo’, ‘gaat het nog, nu alles door mekaar ligt’… En meestal is het antwoord: ‘neen’. En geven ze zelf aan dat ze ook – figuurlijk helaas – genoeg hebben van die rommel. Dat het toch best wel eens terug aan de kant mag.
- Kortom, zie ik hier thuis hetzelfde als bij veel van mijn klanten. Het lukt lange tijd, en dan is het plots genoeg geweest. En ja, dan plan ik die opruim in, en doe ik mee. En ik stel die vragen. En denk na samen met hen.
En natuurlijk is het hún speelgoed, en maken zíj de rommel. Maar als zij uren en dagen mooi spelen en mij míjn ding laten doen, dan ga ik graag samen met hen aan de slag.
Al is dat duurzame, lange termijn effect bij mijn kids toch net iets moeilijker dan bij mijn klanten.
Heb jij tips, delen maar. Ik wil ze ook héél graag uitproberen.
Geef een reactie